Toekomstige collega

Patriek Kerkhoff

Docent economie

  • Van: Huizermaat
  • Leeftijd: 52
  • Houdt van: lesgeven
  • Favoriete plek in Het Gooi: de hei

Patriek Kerkhoff (52) werkt na zijn studie politicologie lange tijd bij Defensie.
Daarna is hij wethouder in Laren en bekleedt hij verschillende financieel-economische functies. Drie jaar geleden besluit Patriek de overstap te maken naar het voortgezet onderwijs. Per toeval krijgt hij zijn oude middelbare school in Huizen als stageplaats aangewezen. Inmiddels staat hij voor het tweede jaar daar op de Huizermaat als docent economie en bedrijfseconomie voor de klas.

Wat was voor jou de reden over te stappen naar het onderwijs?
Ik vind het leuk om door een financiële bril naar organisaties te kijken, maar ik ben geen controller en mijn laatste functies werden dat wel steeds meer. Het werd tijd voor iets nieuws. Ik ben me toen gaan oriënteren. Ik heb een keer meegelopen met een docent economie en een gesprek gehad bij de hr-afdeling van de Gooise Scholen Federatie (GSF). Als politicoloog kan ik heel makkelijk leraar maatschappijleer worden maar daar was niet zoveel behoefte aan. Aan een docent economie wel.

Hoe bepaal je welke studie je hiervoor moet doen?
Vakinhoudelijk moet je voldoende bagage hebben om te mogen beginnen aan de lerarenopleiding. Op de Universiteit van Amsterdam (UVA) is getoetst wat ik aan economische opleidingen en werkervaring heb. Dat is aardig wat, maar ik schoot tekort op twee vakken. Toen ik die twee aan de UVA had gehaald kon ik starten met de lerarenopleiding.

Heb je de studie naast je baan gedaan?
Ik heb gesolliciteerd om naast mijn studie als zij-instromer economie te beginnen. Maar die functies zijn toen ingevuld met een ervaren docent. De conrector van de Huizermaat zei: “Ik zou gewoon beginnen aan je opleiding. Als je straks stage gaat lopen, ben je zichtbaar binnen een school en gaat solliciteren veel makkelijker.” Ik heb toen besloten de studie in één jaar fulltime te doen, in plaats van in twee jaar met daarnaast een parttimebaan.

Is dat financieel te doen, fulltime studeren?
Dat is financieel een aderlating. Die studiekosten zijn niet zo hoog, maar als je fulltime studeert, heb je een jaar lang dus geen salaris. Maar als je twee jaar parttime werkt, heb je twee keer een half inkomen. Dat komt uiteindelijk op hetzelfde neer. Je moet natuurlijk wel de investering kunnen doen. Via DUO kun je wel een tegemoetkoming in de kosten of een lening aanvragen.

Toen was je op je 49ste ineens weer fulltime student. Hoe was dat?
Ik vond het echt ontzettend leuk! Bij die twee vakken die ik moest inhalen, zat ik tussen de 18- en 19- jarigen. Maar op de lerarenopleiding zit echt van alles door elkaar. Ik heb ook ooit politicologie aan de UvA gedaan. Heel leuk om daar weer rond te lopen. En toen kreeg ik als stageplaats tot mijn grote verrassing mijn oude middelbare school toegewezen! De Huizermaat is echt een opleidingsschool, maar dat wist ik helemaal niet.

Hoe voelde het, de eerste keer voor de klas?
Als stagiair loop je mee met een ervaren docent. Dus dat is heel relaxed. Je begint achter in de klas als hij les geeft. Op een gegeven moment doet hij het grootste deel van de les en jij één blokje. En zo ga je heel geleidelijk steeds meer doen, totdat je een keer een hele les verzorgt.

Inmiddels sta je fulltime voor de klas, is het anders dan verwacht?
Voordat ik de opleiding ging doen, dacht ik: de kunst is om economie inhoudelijk over te brengen. Maar het vak gaat veel meer over: Hoe zorg je dat er een uur lang een werkklimaat in de klas heerst? Hoe zorg je voor rust? Hoe maak je je lesopzet? Dat moet je leren. Didaktiek, pedagogiek, klassenmanagement.

Wat vind je leuk aan je baan?
De dynamiek. Het is iedere dag weer anders. En het is heel bevredigend om de jongens en meiden in zo’n klas te helpen om verder te komen. Ze inhoudelijk wat mee te geven waar ze wat aan hebben. Opvoeden is een groot woord, maar je bent echt wel bezig met hoe ze zich ontwikkelen en daaraan bij te dragen.

Wat maakt het soms lastig?
De rust in zo’n klas bewaren is de grootste uitdaging. Dat is echt heel moeilijk. Meestal lukt dat en dat is fijn. Soms moet je boos worden en straffen uitdelen, maar dat is echt het laatste wat je wilt. En soms lukt het helemaal niet en blijft de hele les onrustig. Dan kun je niet overbrengen wat je wilt en dan ga je met een rotgevoel naar huis. In het begin gebeurde dat regelmatig. Dan kom je thuis en denk je: ik ben op, ik ben helemaal leeg. Maar dat gebeurt nu bijna niet meer.

Hoe zit het met de werkdruk?
Als je in het begin lesgeeft, is dat vaak een onderwerp wat je zelf nog niet eerder op zo’n manier hebt overgebracht. Dus ik moest lezen wat zij moeten lezen, het huiswerk maken wat ik ging opgeven, de toetsen maken die zij krijgen. Dan ben je heel lang bezig met voorbereiden. Maar als je goed voorbereid voor de klas staat, geeft dat rust en loopt je les veel beter. Tussen de vakanties door werk ik harder dan ik ooit heb gedaan, maar die vakanties compenseren dat weer. Dan kun je echt opladen, bijkomen en je eigen ding doen.

Waar moet je aan voldoen als je denkt over instromen in het onderwijs?
Het belangrijkste is dat je flexibel kunt zijn en daar ook de lol van inziet. Ik bereid mijn lessen goed voor en heb een plan wat ik dat uur ga doen. Dan loop ik die klas in en vanaf dat moment gaat alles anders. Het is echt de interactie met de klas. Wat is op dat moment de sfeer en behoefte? Daar moet je in mee kunnen bewegen om die klas te kunnen bieden wat ze nodig heeft.

Wat zijn jouw ambities?
Ik heb heel veel verschillende banen gehad en vind het leuk om af en toe weer iets nieuws te leren. Maar voor het eerst denk ik: als ik dit tot mijn pensioen kan doen, ben ik helemaal happy.
Ik heb geen ambitie om ooit conrector te worden ofzo. Dat past niet bij me. Als ik mijn pensioen op school haal, dan is het tot het eind toe voor de klas.

 

Kaan Karakoc

Zijn kinderdroom was profvoetballer worden. Later werd dat archeoloog, omdat hij geschiedenis zo leuk vond. Dat vormde uiteindelijk ook het bruggetje naar het docentschap, maar na de middelbare school volgde Kaan Karakoc eerst de mbo-studie Pedagogisch Medewerker. Hij werkte kort op een sport-BSO, maar dacht: is dit het nou? Ik wil meer. Vrienden zeiden: waarom word jij geen leraar?

Wendy van Capelle

“Ik krijg wel eens de vraag: als je geen docent was geworden, wat was je dan gaan doen? Dan blijft het bij mij heel lang stil. Ik heb eigenlijk nooit een andere ambitie gehad dan voor de klas staan.” Wendy van Capelle werkt al twintig jaar in het onderwijs, waarvan achttien jaar op het Vituscollege in Bussum waar zij economie en bedrijfseconomie geeft.

Mieke Staal

Mieke Staal studeerde af aan de Academie Mens & Arbeid in de richting ‘personeel en arbeid’. Bijna tien jaar was ze binnen dat werkveld actief, met name in de re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Tot het vercommercialiseren van die sector ervoor zorgde dat ze dacht: ik moet hier weg! Ze maakte de overstap naar het onderwijs. Daar rijgt ze verschillende onderwijskundige rollen aan elkaar, met als rode draad: trainen, coachen en begeleiden van jonge en volwassen mensen.

Joey Soumokil

Als kind wilde Joey Soumokil piloot worden, maar door zijn beperkte zicht bleef dat helaas een jongensdroom. Rechter leek hem ook een mooi beroep. De wereld veranderen en met name opkomen voor kinderrechten. Na het vwo werd het dan ook rechten. De studie was interessant, maar hij liep persoonlijk tegen blokkades aan waardoor het niet werkte. Hij maakte de switch naar een andere studie. En daarna nog een keer. Toen dat ook niet tot het gewenste resultaat leidde, trok hij de conclusie: ‘studeren is niets voor mij’.

Marisa Debisarun

“Ik heb eerst theologie gestudeerd aan het hbo om mijn propedeuse te halen. Daarna ben ik geschiedenis gaan doen aan de universiteit. Mijn interesse lag daar en ik wilde me er graag verder in verdiepen. Ik dacht: ik zie tijdens de studie wel welke kant het opgaat. Mark Rutte heeft ook geschiedenis gestudeerd, dus je weet nooit waar je eindigt. Ik doe gewoon wat ik leuk vind.”

Rianne Brunt

Als zij-instromer docent worden in het middelbaar onderwijs, hoe is dat? 'Ik vond Wiskunde altijd al een leuk vak: lekker puzzelen en rekenen.' Hoewel Rianne Brunt geologie studeerde en een aantal jaar bij zowel TNO als een oliemaatschappij werkte, staat ze nu alweer een tijdje op het Goois Lyceum als docent wiskunde voor de klas.

Arjen Bezemer

Als zij-instromer docent worden in het voorgezet onderwijs, hoe is dat? Arjen Bezemer studeerde Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft. Hij deed daarna onderzoek, werkte in de technische documentatie en was geruime tijd IT-consultant. Totdat hij drie jaar geleden besloot het onderwijs in te gaan en wiskundedocent werd. Sinds augustus 2021 geeft hij les op het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum (GGH). Wat was voor jou de reden om over te stappen naar het onderwijs? “Mijn kinderen zaten op de middelbare school en ik vond het heel leuk om te zien waar ze mee bezig waren en ze daarmee te helpen. Dat triggerde mij enorm. Wat ook meespeelde was de branche waar ik toen in werkte. Automatisering resulteert over het algemeen in het verdwijnen van banen. Op een gegeven moment dacht ik: ‘Is dit nou de bijdrage die ik aan de maatschappij wil leveren?’ Dus dat speelde ook mee en mijn beide ouders hebben in het onderwijs gezeten. Daar heb ik in de genen denk ik ook wat van meegekregen.” In 2019 startte Arjen op het Revius Lyceum in Doorn, die een aantrekkelijke regeling hadden voor zij-instromers. “Ik kreeg een aanstelling van 0,6 FTE en volgde daarnaast in deeltijd de opleiding tot docent Wiskunde. Het eerste jaar heb ik anderhalve klas lesgegeven en mijn tweedegraads bevoegdheid gehaald. Het tweede jaar gaf ik drie klassen les en behaalde daarnaast mijn eerstegraads bevoegdheid.” Hoe heb jij de urenbelasting van de studie ervaren? “Op deze manier was dit voor mij uitstekend te doen. Maar ik heb een collega die nu zijn eerstegraads bevoegdheid wil halen naast zijn fulltimebaan in het onderwijs. Die maakt echt wel enorm lange weken.” Waarvan heb je tijdens de opleiding het meest geleerd? “De begeleiding vanuit de school was voor mij het waardevolst. Ik had een heel goede tweedegraads begeleider die mij heel veel inspiratie gaf. Ik leerde hoe ik lessen moest voorbereiden en insteken en dat het heel goed werkt om soms de dingen eens helemaal anders te doen. Alternatieve lesplannen maken dus. Dat je direct feedback krijgt op wat je staat te doen voor de klas, vond ik ook fijn.” Wat vind je het moeilijkst aan het vak van docent? “Ik vind de werkdruk best fors. Naast het lesgeven, komt er zoveel meer bij kijken: contactmomenten met mentoren, coördinatoren en leerlingen. De algemene taken die je hebt op een school, daarnaast lessen voorbereiden, toets momenten, nakijken. Omdat ik nieuw ben op het GGH moest ik mijn lesprogramma ook grotendeels opnieuw ontwikkelen. Dat kost ook veel tijd. Daarnaast is klassenmanagement soms uitdagend. Dat de sfeer goed is in de klas; iedereen oplet. Het is af en toe hard werken om de aandacht te krijgen die je wilt hebben” Wat vind je het leukste aan je werk? “Als een les lekker loopt, je leuke reacties krijgt of goede vragen. Dat geeft een goed gevoel. Dat je merkt: het sluit aan, het pakt ze. De sfeer op school is ook goed en ik heb leuke collega’s.” Heb je nu het gevoel dat je iets bijdraagt aan de maatschappij? Lachend: “Wiskunde is natuurlijk een beetje een raar vak. Ik krijg heel vaak de vraag: meneer, wat kunnen we hier nou later mee? Daar heb ik niet zomaar een antwoord op. Het gaat om leren abstract denken, maar dat is voor jongeren een erg vaag begrip wat je ook niet makkelijk kunt meten. Maar als ik een hele lessenserie een bepaald onderwerp benadruk en ik zie daar 90 procent van terug in de toetsen: dan is dat heel mooi. Als ze bepaalde dingen oppikken en overnemen, zie je dat je impact hebt. Daarnaast gaat het natuurlijk niet altijd over wiskunde. Je voert met leerlingen ook gesprekken over andere onderwerpen. Uiteindelijk zou ik daar naast het vak van wiskundedocent ook wel meer mee willen. Bijvoorbeeld als mentor.” Hoe hoop je dat je leerlingen je later herinneren? “Voor een vak als dit kies je omdat je een inspirerend voorbeeld had. Ik had voor Wiskunde B een docent die heel helder kon uitleggen en heel bevlogen was. Hij haalde er van alles bij. De eerste keer dat hij het getal π behandelde, had hij het hele lokaal behangen met dingen die daarmee te maken hadden. ‘Welkom in de wereld van π!’ stond er. Hij bouwde ook altijd van alles en nog wat. Dat zie ik mezelf dan weer niet doen. Ik hoop dat mijn leerlingen in ieder geval later zeggen: Meneer Bezemer kon het allemaal heel goed uitleggen.” Wat is jouw advies aan mensen die erover denken om als zij-instromer het voorgezet onderwijs in te gaan? “Je moet er echt wel een beetje lol in hebben om met jongeren van deze leeftijdsgroep om te gaan. Je verdiepen in wat hen bezighoudt. Een grapje met ze kunnen maken. Dat gaat de ene keer makkelijker dan de andere keer. En daar moet je ook tegen kunnen.” Is er een groot verschil in salaris tussen je vorige banen en nu? “Ik vind dat het voortgezet onderwijs helemaal niet zo slecht betaald. Ja, ik heb nu een forse stap teruggedaan, dat is gewoon zo. Want ik ben onervaren en begin dus onderaan. Maar als ik meer ervaring krijg en mezelf kan bewijzen, kan ik doorgroeien naar een hogere schaal. Als ik uiteindelijk een beetje bovenin eindig, zit ik ruim boven het salaris dat ik verdiende als consultant.” Begin dit jaar ben je overgestapt van Doorn naar Hilversum, waarom? “Dat was in principe het idee van het zijinstroomtraject dat ik volgde. Na twee jaar moest je je vleugels elders uitslaan. Misschien was er ook wel een mogelijkheid geweest om te blijven, maar daar heb ik niet op gewacht en ben om me heen gaan kijken. Zo ben ik op het GGH terecht gekomen. Dat bevalt heel goed. Ik woon in Utrecht, dus het is voor mij ook nog eens stukken beter te bereizen dan Doorn.” Denk jij ook wel eens over een carrière als zij-instromer in het (voortgezet) onderwijs? Wil je weten wat de mogelijkheden zijn en of het echt iets voor jou is? Geef je hier op voor de info bijeenkomst over werken in het voortgezet onderwijs of lees alles over werken in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs en op het MBO, op www.leraarinhetgooi.nl.

Marijke Koets

Als zij-instromer het voortgezet onderwijs in, hoe is dat? Marijke Koets haalde haar master Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en studeerde cum laude af. Vervolgens ging haar loopbaan jarenlang een heel andere kant op om uiteindelijk toch uit te komen bij het vak van docent Engels. “Na mijn studie wist ik niet echt wat ik wilde en ben ik min of meer per toeval de communicatie ingerold. Eerst bij een pr-bureau en daarna heel lang bij de gemeente Amsterdam. Na nog een paar andere communicatiebanen ben ik op een gegeven moment de lokale politiek in gegaan. Ik kwam in de gemeenteraad en dat was toen voor lange tijd mijn werk.” Hoe kwam het onderwijs toen op je pad? “Ik had een paar keer in gesprekken laten vallen dat ik misschien wel voor de klas wilde staan. Een goede kennis had dat onthouden en stuurde mij een mailtje door van het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum (GGH): ´Kent u iemand in uw netwerk die Engels kan geven? Wij zijn met spoed op zoek naar een invaller’. Ik dacht: dat lijkt me heel leuk, maar ik kan nu natuurlijk nog niet voor de klas staan. Dus ik stuurde een mailtje naar de conrector: ‘Ik kan je nu nog niet uit de brand helpen, maar ik maak graag een afspraak voor een oriënterend gesprek, want ik denk na over het zij-instroomtraject. 48 uur later was ik de nieuwe docent Engels.” Begon je toen ook direct aan de studie voor je onderwijsbevoegdheid? Hard lachend: “Nee joh! Ze zaten zo ontzettend omhoog. En ze dachten waarschijnlijk: ze heeft in ieder geval Engels gestudeerd, ze lijkt heel normaal en heeft haar Verklaring Omtrent Gedrag ooit gekregen, dus go! Ik heb een aantal klassen waargenomen tot het eind van het schooljaar. Ik wil niet zeggen dat het fantastisch ging, maar er zijn geen grote ongelukken gebeurd.” En toen was je verkocht? “Ik vond het ontzettend leuk! Ik heb ook wel enorm hard moeten werken om te leren hoe je elementaire kennis overbrengt. Want ik kan wel super Engels spreken en cum laude zijn afgestudeerd, maar leg maar eens uit waarom iets grammaticaal zo zit. Dat wist ik gewoon niet. Dus ik heb weer heel veel boeken gelezen en alles uitgeplozen. Hoe meer ik erin kwam en hoe meer ik ging begrijpen over lesgeven; hoe leuker het werd.” Uiteindelijk ben je op het GGH gebleven “Ja, in januari 2015 ben ik begonnen aan de eerstegraadsopleiding aan de Universiteit van Amsterdam. Dat heb ik parttime in anderhalf jaar behaald, naast mijn baan als docent. Daar zal ik geen doekjes omwinden: dat vond ik echt ontzettend zwaar! Ik heb een gezin, mijn kinderen waren toen ook nog klein. En dan een baan en een studie ernaast. Ik vond het pittig.” Wat vind je het leukste aan je baan van docent? “Mijn hart ligt bij de bovenbouw en zeker bij de klassen 5 en 6. Die leerlingen staan op de drempel van de volwassenheid. Dat is een heel mooie leeftijd. Ik ben ook mentor en dan kun je echt wel het verschil maken. Afgelopen week was heel spannend, want de uitslagen van de studie selectieprocedures kwamen binnen. Ik kreeg om 8 uur ‘s morgens al appjes: mevrouw! Ik ben binnen! Dat vind ik zo ontwapenend. Dat ze mij meenemen in dezelfde lichting als hun opa’s en oma’s en iedereen die ze willen vertellen dat het ze gelukt is. Die betrokkenheid bij het werk zelf heb ik in andere banen nooit zo gevoeld. Dat geeft ontzettend veel voldoening.” Wat vind je minder leuk aan werken in het onderwijs? “Ik heb hard gewerkt voordat ik docent werd, maar dat is niet te vergelijken met het onderwijs.

Pieter Mijnhout

Als zij-instromer docent worden op een middelbare school, hoe is dat? “Als je een uitdagende opdracht geeft aan je leerlingen en het lukt ze om die op te lossen. Dan zie je de blijdschap en de trots op zichzelf. Dat vind ik zo ontzettend waardevol.” Pieter Mijnhout zat ooit zelf op het Alberdingk Thijm College (ATC) in Hilversum en geeft er nu wiskunde aan de onderbouw. Daarnaast studeert hij aan de Hogeschool van Amsterdam om zijn tweedegraads onderwijsbevoegdheid te halen. Vind je het zwaar om te werken en studeren tegelijk? “Het fijne van het zij-instroomtraject is dat je het zelf een beetje kunt indelen. Er is natuurlijk een rooster met de vakken die je moet halen en ze maken een traject op maat op basis van het geschiktheidsonderzoek*). Daarbij wordt gekeken welke kennis je nog nodig hebt. Bij mij waren dat vooral de vakdidactische en pedagogische vakken. Ik heb dat echt uitgesmeerd over de twee jaar die er maximaal voor staan. Ik sta drie dagen in de week voor de klas, besteed één dag in de week aan mijn studie en heb dan één dag in de week voor uitloop van mijn studie of werk. Je kunt bij school aangeven hoeveel je wilt werken en bij de opleiding hoeveel vakken je tegelijk wilt volgen en daar moet je je eigen weg in vinden. Voor mij werkt dit het beste.” Hoe kwam je erbij om het onderwijs in te gaan? “Ik heb biotechnologie gestudeerd in Wageningen. Een bachelor en een master gedaan. Ik vond het echt heel leuk, dus ben daarna ook voor een biotech bedrijf gaan werken. Maar na anderhalf jaar kwam ik erachter dat ik het niet betekenisvol vond. Ik stond in een lab en deed onderzoek naar eiwitten. Op een gegeven moment kon ik alleen nog maar denken: wat doe ik hier? Dan is het tijd om iets anders te gaan zoeken. Toen heb ik mijn oude wiskundedocent op het ATC gemaild en gevraagd of ik eens met hem mee mocht lopen. Dat vond ik ontzettend leuk en ik kreeg er zoveel energie van dat ik met de conrecor ben gaan praten. Die gaf mij het vertrouwen om als docent te gaan starten. Het ATC heeft ook een begeleider die de zij-instromers onder zijn hoede neemt en uitlegt hoe het traject dan verder gaat.” En toen stond je ineens voor de klas? “In september 2020 ben ik begonnen. Ik ben best in het diepe gegooid, maar het vertrouwen dat ze mij daarmee gaven, vond ik heel fijn. Tegelijkertijd moest ik dus het geschiktheidsonderzoek doen, een portfolio schrijven met bewijsstukken enzovoort. Daarmee moet je aantonen dat je binnen twee jaar het traject zou kunnen voltooien. Dat lukte en in februari 2021 ben ik begonnen met de studie om mijn tweedegraadsbevoegdheid te halen. Daarmee kan ik lesgeven aan de onderbouw”. Weet je nog hoe je eerste dag was? “Ik was wel zenuwachtig. Vooral voor die allereerste les. Het scheelde dat het een brugklas was. Die kinderen waren net zo zenuwachtig als ik, want voor hen wat het ook allemaal nieuw op de middelbare school. Toen ik zei dat het mijn eerste dag als docent was, vonden we elkaar daar dus een beetje in. Als zo’n eerste les dan gewoon goed gaat, kun je die werkwijze toepassen op de volgende lessen. Het viel me al met al dus erg mee.” Wat leer jij nu met name tijdens je opleiding? “Ik leer bewuster te zijn van de dingen die ik doe. Als ik lesbezoek kreeg van de begeleider van school, kreeg ik vaak wel te horen dat ik het goed deed. Ik was me er alleen niet echt bewust van wat ik dan goed deed. Ik was niet theoretisch onderlegd. Een ander ding zijn de didactische werkvormen. Leerlingen niet alleen sommetjes uit een boek laten maken, maar ook andere manieren van lesgeven toepassen. Daar prikkel je ze mee en dat bevordert het leren.” Wat vind je lastig aan het vak van docent? “Genoeg tijd vinden om iedereen op een individuele manier te ondersteunen. Sowieso heb je niveauverschillen in een klas. Iedereen heeft een andere leerbehoefte. Daar kun je dan groepjes voor maken met leerlingen die meer uitleg nodig hebben en leerlingen die juist meer uitdaging nodig hebben. Maar is een leerling bijvoorbeeld langere tijd ziek, wat in de corona tijd veel gebeurde, moet je die er ook op de een of andere manier weer bij betrekken. En wiskunde is een vak waarbij je iedere keer verder bouwt op het voorgaande. Dan is het lastig om zowel de groepjes te bedienen die al daar zijn waar ze behoren te zijn en ook degenen die achterlopen. Waarvan de een dan ook nog eens meer achterloopt dan de ander. Dan zeg ik toch snel: blijf even hangen na de les, dan leg ik het nog een keer rustig uit.” Wat is jouw advies aan mensen die docent willen worden? Wat moet je kunnen of in je hebben? “Je moet een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebben. De hele klas is afhankelijk van jou. Je moet jezelf ook kunnen afschermen op een bepaalde manier. Op een school is namelijk oneindig veel werk en je kunt oneindig veel uren stoppen in leerlingen, maar dat gaat natuurlijk niet. Daar moet je jezelf niet in verliezen. En je moet niet te perfectionistisch zijn. Geen enkele les is perfect. Er komt altijd iets tussendoor. Ik plan mijn lessen natuurlijk van tevoren, maar doe dat bewust niet te strak. Je moet als docent echt flexibel zijn.” Je hebt zelf op het ATC gezeten, was het toen anders dan nu? “Ik vind de sfeer eigenlijk niet veranderd. De school is de afgelopen tien jaar wel heel erg gegroeid. We hebben nu vier onderwijsgebouwen. Sommige collega’s van de wiskundesectie zie ik daarom maar drie keer per jaar bij de studiedagen of een meeting. Dat is soms wel jammer.” Wat vind jij het grootste verschil tussen het bedrijfsleven en het onderwijs? “In het bedrijfsleven gaat het om het product en in het onderwijs om de ontwikkeling. Natuurlijk werken wij uiteindelijk ook toe naar een diploma, maar er zijn meerdere wegen die daar naartoe kunnen leiden. En de leerling staat daarbij centraal.” *) Als je je bevoegdheid wilt halen via het zij-instroomtraject, kan dat alleen als je een aanstelling hebt als docent op een school én als je door het assessmentcentrum van de lerarenopleiding geschikt bevonden wordt om als ‘zij-instromer in het beroep’ aan de slag te gaan. Dat wordt bepaald met behulp van een geschiktheidsonderzoek.